Op deze en de volgende pagina's worden de verschillende blokstelsels van de NS besproken. Hiermee wordt de beveiliging bedoeld die geldt voor de vrije baan (het spoor tussen twee stations).

Inleiding

Om het spoorvervoer wat veiliger te laten verlopen, is het spoor onderverdeeld in blokken met een lengte van ongeveer 1km. Voor elk blok is een sein geplaatst wat toegang geeft tot het blok. Deze seinen werken alle automatisch doordat gedetecteerd wordt of er een railvoertuig op het spoor bevindt. Dit wordt spoordetectie genoemd. Is het blok bezet door een trein, dan toont het sein van het blok 'rood'. Omdat een trein een lange remweg heeft, toont het sein wat vooraf gaat aan het rode sein het seinbeeld 'geel'. Het seinbeeld 'geel' geeft aan de machinist met maximaal 40 km/u mag rijden. Het sein wat hier weer vooraf gaat toont gewoon 'groen'. Door het gele sein weet de machinist tijdig dat hij een rood sein tegen komt en kan tijdig stoppen. Een geheel automatisch werkend sein wordt P-sein een genoemd. In het volgende figuur wordt dit alles verduidelijkt.

Als een blok zeer lang is, wordt bij de NS gebruikt gemaakt van 'voorseinen'. Een voorsein geeft aan wat voor een seinbeeld het volgende sein aangeeft. Het is vergelijkbaar met een P-sein, met het verschil dat het alleen aangeeft wat het volgende sein aangeeft en niet of het spoor bezet is.

Als voorbeeld nemen we een blok met een lengte van ongeveer 6 km. Wat zou er gebeuren als er geen voorseinen staan?

Achter sein 2 staat een railvoertuig. Hierdoor toont sein 2 'rood' zodat sein 1 'geel' toont (bovenstaande figuur). De machinist moet dus vanaf hier afremmen naar 40 km/u om bij het daarop volgende sein te kunnen stoppen. Omdat de machinist sein 2 niet kan zien (het baanvak is 6 km lang) bestaat de mogelijkheid dat de trein al vroegtijdig afremd en een groot deel van het blok 40 km/u rijdt. Ondertussen kan het sein al geruime tijd op veilig zijn gegaan. Pas enkele honderden meters voor sein 2 ziet de machinist pas dat het sein op groen staat.

Door nu een voorsein te plaatsen voor sein 2 (het rechthoekige seintje met nummer 2v), kan sein 1 gewoon 'groen' tonen. Het voorsein wat een kilometer voor sein 2 staat toont 'geel', wat aangeeft dat sein 2 'rood' toont.

Door het plaatsen van een voorsein kan dus de trein wel met baanvaksnelheid rijden. Sein 1 hoeft nu geen 'geel' meer te kunnen tonen, alleen maar 'rood' of 'groen'.

De NS kent verschillende soorten combinaties van de bovenstaande situaties. Deze worden hierna besproken.


[verder]